Ik was geen wandelend hoofd zoals je weleens hoort.
Mijn hart stond open, maar heel eerlijk -terugblikkend- lijkt het wel alsof de deuren van mijn hart vooral open stonden naar buiten toe gericht, aan de voorkant. Naar liefde, aandacht, compassie, begrip en steun voor anderen… naar gezien worden…
Mijn hart had geen achterom. Geen poort aan de achterkant. Geen vensters waar het licht ècht kon schijnen op mij en mijn binnenwereld.
En tjaa… daarmee konden anderen ook niet echt, ten diepste, bij mij binnenkomen, want de poort zat dicht. Op slot.
Toen ik tijdens mijn opleiding leerde over professionele afstand, jezelf niet laten raken, klonk dat als heel logisch en prettig. De achtermuur werd dikker en mijn hart ging aan de voorkant verder open.
Ik bleef buiten schot – op veilige afstand.
Het was een fantastische strategie die ik pas veel later doorzag. Deze strategie, het helemaal opgaan en openstaan voor andere mensen, leerde mij veel – heel veel, met mensenkennis als oogst.
Ik leek open maar was dat niet. Dat wist ik deels ook wel en ik vond het prima (dacht ik). Een soort poppenkast waarin mijn rol vrolijk en blij was. Anderen niet lastigvallen met mijn dalen… mezelf niet lastigvallen met indalen…want dat gaat natuurlijk niet zonder slag of stoot.
Ik heb de afgelopen 15 jaar een wereldreis gemakt van kop naar kont…. Een volgorde die ik overigens niet van harte aanbeveel, maar het is een route. Mijn route.
Die dus begon in mijn bovenkamer. Ik ging schoorvoetend mijn gedachten en kennis delen en kwam veel blokkerende gedachten en onzekerheden tegen.
- ‘Wie ben ik om dit te vinden/zeggen?’
- ‘Wat als het niet klopt? Niet waar is… wat als ik het verkeerd zeg?’
- ‘Dit heb ik ook maar geleerd dus ik moet wel mijn bron noemen, maar wie was dat ook alweer?’
- ‘Waar bemoei ik me mee? Laat de ander zelf bij antwoorden komen’
- ‘Straks geef ik al mijn kennis weg….’
Ik was gevoelig voor mensen die mijn inspiratie toe-eigenden als zijnde van hunzelf. Het waren toch ‘mijn woorden’? Ik kon op dat soort momenten weer terugvallen en remmen… stoppen met delen.
Na veel omwegen waren de deuren van mijn brein open. Het bijzondere is dat ik ervaarde hoe de wijsheid en kennis in mij toenamen toen ik het vrijgaf. Ik genoot en geniet nu juist als het doorgegeven wordt… en hoef niet meer als bron genoemd te worden. Ik besef ten diepste dat ‘het’ niet van mij is. Dat ‘het’ de bron is.
Ik daalde verder af naar mijn hart. Naar de achterkant van mijn hart en die ging beetje bij beetje open. Mijn emoties en gevoelens kregen aandacht van mij. Eindelijk. Niet altijd even liefdevol overigens… ik vond er nogal wat van. Van wat ik voelde en doorvoelde. Was ook ongeduldig.
Toen ik milder werd, ging ik ook mijn kwetsbaarheid delen. Niet naderhand maar steeds vaker in het moment zelf. Ik had nog wel enorm de behoefte om hierin gezien te worden. Hypergevoelig voor reacties en mijn oude patronen. Openend en de ophaalbrug ophijsend. Dankbaar en aangeschoten dierlijk als ik mezelf verloor…dat dan uiteraard weer alleen en vooral niet in het bijzijn van anderen. Ik kon meesterlijk schakelen als in mijn verdriet de telefoon ging. Veegde mijn tranen af en wist de weg naar de stem die hoort bij ‘Ik ben ok’ moeiteloos te vinden. Later leerde ik dat ik de telefoon ook gewoon kon laten gaan. Dat ik echt niet altijd hoef te schakelen. Dat ik mag zijn met dat wat er is, in mij. En ik leerde als ik de telefoon aannam om de vraag ‘Hoe is het met jou?’ eerlijk te beantwoorden met ‘Eigenlijk niet zo goed…’
Mijn hart is blij met mij en mijn openheid. Mijn gedachten blijken met dit blije hart beter in staat om zich te verweven met het collectief, met groepen, met ik – jij – wij.
Zo verruimde mijn perspectief en nam mijn flexibiliteit als oogst toe.
Mijn professionele houding veranderde. Ik nam afscheid van wat ik had geleerd en liet me wel raken. Juist! Ik liet het binnenkomen en bracht mezelf in.
Dat geraakt worden, werd een bruikbaar kompas. Het ging door en voor me werken. Ook als woorden niet gezegd werden, communiceerde mijn lijf het met me. En omdat ik via de achterdeur van mijn hart aandacht voor mijn binnenwereld had – kon ik het naar buiten brengen.
Wonderen vonden plaats. Ontelbare keren hoorde ik ‘Hoe weet je dit?’ ‘Ben je helderziend of zo’ ‘Jeeh wat kan jij mensen goed lezen’….
Maar mijn wereldreis was en is niet klaar. Ik ben de afgelopen maanden volledig aangekomen in de diepte van mijn buik, mijn bekken, mijn seksualiteit en creativiteit. 54 jaar… mijn mind vindt er wat van en zegt ‘Nu pas?’ Mijn hart fluistert ‘Het is tijd, ga maar… zak maar, je bent er klaar voor en kan deze krachten aan’. Ik daalde vaker af naar deze plek… Maar dan was ik er maar even of half…. Ja vooral maar half…
Ik ben geraakt door en teruggeworpen in diepe oude pijn die verder teruggaat dan ik kan bevatten. Ik kan er maar moeilijk bij blijven en open voor het eerst in aanwezigheid van deze pijn. Mijn niet weten, verdwaald, onzeker, bang, stom, onvrij, afgesloten, stromend, openend, scheppend – storm en windstilte….
Ik zie een beeld voor me van een baarmoeder om me heen. Het voelt alsof ik in de 1e klas van een schoolgebouw sta. Niet qua sfeer maar qua nieuw en onwennig. Ik ken de weg niet. Voel me zoekend. Het is donker, warm, zacht, eng en ik zie een heel klein wit stipje. Licht? Is dat een lichtje?
Ik spreek me uit. Niet ik maar mijn bewustzijn of ziel spreekt tot me. Ik ben hier op aarde om me te openen. Niet alleen mijn hoofd, niet alleen mijn hoofd en hart maar mijn hele wezen. Mijn dans, eros, geil, voelen, scheppen, creatief, verkennen, dierlijk, instinctief….
Als ik dat bereik dan heeft mijn ziel gedaan waarvoor die op aarde is.
De rust keert. Ik sta en val, de donkere diepte in….
X Janneke met hoofd, hart, buik en ziel
De afbeelding tekende ik als beeld bij mijn ervaring.